elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: vloerkleed

vloerkleed , flouerklaid , zelfstandig naamwoord onzijdig , vloerkleed.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
vloerkleed , vloerklied , 0 , vloerkleed Het vlouerkleid zat vol hondehaor (Row)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
vloerkleed , vloerklied , vloerkleed , zelfstandig naamwoord , et; vloerkleed
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
vloerkleed , vloeërkleid , tapijt
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal