elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: viooltje

viooltje , viöölties , viooltjes
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
viooltje , vieultie , viooltje.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
viooltje , fiejóltjes , viooltjes , Van fiejóltjes zód'de ónjeklónje kunne maoke want die bluumkes ruuke hiil lékker. Van viooltjes zou je reukwater kunnen maken want die bloemetjes ruiken heel lekker.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
viooltje , vioeltien , zelfstandig naamwoord , et; viooltje (bep. plant, figuur)
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
viooltje , vieultien , zelfstandig naamwoord , viooltje.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
viooltje , fiuuelke , fiuuelkes , viooltje
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal