elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: vervelend

vervelend , vervelend , [bijvoeglijk naamwoord] , ‘t Is meer as vervelend.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
vervelend , vervelend , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , vervelend Die vrouw lig aal an te kwaanseln, het is een vervelende proter (Sle), Wat is dat naar, vervelend wark (Geb), Hij blef maor zitten te plakken; ie wordt er vervelend van (Hijk)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
vervelend , verveelend , vervelend , Héd'det klapzuur, dé's verveelend én ge moet taovend nouw nèt nog ût gôn eete ók. Heb je maagzuur, dat is vervelend en je moet vanavond nu net nog uit gaan eten ook.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
vervelend , [vervelend] , vervaelendj , vervelend , Waat bès se ei vervaelendj nèst!
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
vervelend , vervaelend , vervelend
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal