elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: verklaren

verklaren , verclaren , [werkwoord] , beslissen. H.iv.4. z. Kil. op Verklaeren.
Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel.
verklaren , verkloaren , in: zien oogen verkloaren = het genoegen hebben van een persoon (de lust zijner, of: harer oogen) te aanschouwen. Vooral zegt men het wanneer een jongeling in de gelegenheid is het meisje te zien waarop hij een goed oog heeft. Bij Hooft: Met de verplette wallen der burgh verklaard’ hij zijn ooghen, (fol. 535. 53). Middel-Nederlandsch verclaren = helder worden, aanbreken van den dag. Dath. Ps. 13 – hebt mijne duistere oogen verklaaren. Nedersaksisch sine ogen verklaren = zijne oogen laten weiden; he will sine ogen ins verklaren, zegt men daar van iemand die heengaat om zijne bruid of een aardig meisje te zien. De uitdrukking zal letterlijk beteekenen: de oogen helder doen worden, doen schitteren.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
verklaren , [verhelderen] , verklaoren , veklaoren , (de oogen). Wanneer men iets of iemand zien kan, die men gaarne ziet b.v. als een meisje voorbijkomt, waarmee een jongen geplaagd wordt, dan zegt men tot hem: Ve(r)klaort u oogen is. Het woord beteekent dus: de oogen verlustigen, waadoor ze helder opzien. Zie ook: Oudemans Taalk. Wdb. op Hooft.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
verklaren , verklaoren , veklaoren , (de oogen). Wanneer men iets of iemand zien kan, dien men gaarne ziet, bv. als een meisje voorbij komt, waarmee een jongen geplaagd wordt, dan zegt men tot hem: Ve(r)klaort u oogen is. Het woord beteekent dus: de oogen verlustigen, waardoor ze helder opzien. Zie ook: Oudemans Taalk. Wdb. op Hooft.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
verklaren  , verklaore , verklaren.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
verklaren , verkloaren , [werkwoord] , 1 verklaren.; 2 verklaring.; 3 zien ogen verkloaren = genieten van het gezicht op.... Hest dien ogen verkloard? vraagt men, als een jongeling zijn meisje ziet voorbijgaan.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
verklaren , verklaore , verklaorde, haet of is verklaort , verklaren; duidelijk maken.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
verklaren , verklaoren , verklaren , zwak werkwoord, overgankelijk , Ook verklaren (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid) = 1. uitleggen Ik kan oe ook wel verklaoren, hoe as het precies in menaar zit (Ruw) 2. verklaren Kuj verklaoren dat zie dat laand ruild hebt? (Gas), Ze verklaort die veur gek, ast dat daist, ...dust (Bov), Hij is weer gezond verklaord (Odo)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
verklaren , verklören , verklaoren , (Kampen) verklaren. Ook: verklaoren (Kampereiland, Kamperveen)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
verklaren , verklaorn , 1. verklaren. 2. verzekeren. Ik verklaore oe, dât hie noe wel weg zal blievm.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
verklaren , verklaoren , werkwoord , verklaren: uitleggen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
verklaren , verklaore , werkwoord , verklaorde, verklaord , verklaren , VB: D'n oerlog verklaore. VB: 'r Verklaorde oe ekerèin bié wäor dat 'r zich truk trok oét de verejniging.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
verklaren , verklören , werkwoord , verklören, verklöörd , verklaren.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
verklaren , verklaore , werkwoord , verklaortj, verklaordje, verklaordj , verklaren
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
verklaren , verklaore , werkwoord , verklaren
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
verklaren , verklaore , zwak werkwoord , verklaren; Cees Robben - Hier is alles meej verklaord; B verklaore - verklaorde – verklaord (geen vocaalkrimping)
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
verklaren , verklaore , verklaorde – verklaord , verklaren
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal