elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: verhouding

verhouding , verholding , 0 , 1. verhouding Naor verholding hej der nich veul veur betaold (Ros), In verholding was het niet zo duur (Zdw) 2. verstandhouding Zie hebt een verholding as kat en hond (Sle), De verholding tussen knecht en baos is goud (Gie) 3. liefdesbetrekking Hij hef al jaoren een verholding met de buurvrouw (Bal)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
verhouding , verholing , zelfstandig naamwoord , de 1. verhouding, in naor verholing naar verhouding 2. verstandhouding, relatie, bijv. een goeie verholing mit mekeer hebben
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
verhouding , verhawding , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , verhawdinge , - , verhouding , VB: De sjtraof sjtèit ién geng verhawding tot wat 'r gedoën hèt.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
verhouding , verhaojing , vrouwelijk , verhouding
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
verhouding , verhaojing , zelfstandig naamwoord , verhaojinge , verhäöjingske , verhouding
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
verhouding , verhalding , verhouding
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal