elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: verharen

verharen , verharen , werkwoord , weggaan, verhuizen, vertrekken, verdwijnen. Oorspronkelijk was het verhaarden, alsof men zeide van haard veranderen. Het woord is hier in onbruik gera
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
verharen , verhoaren , winterhanden krijgen; de handen bin mie verhoard = ik heb winterhanden = kolle in de handen. Dit is de lichtste graad der kwaal, maar ook zegt men het wanneer de huid van handen, ook van lippen, openspringt. Oostfriesch verhaaren.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
verharen , verhoaren* , Nederlandsch (verouderd) verharen = verschroeien; de overeenkomstige uitwendige werking van groote hitte en van groote koude op het dierlijke lichaam is bekend.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
verharen , verhoaren , vroaren , [werkwoord] , verhoard wòrren. Hannen veroaren mie.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
verharen , verheuren , verheuren, verheurd , verharen.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
verharen , verhaoren , zwak werkwoord, onovergankelijk , 1. verharen As die koe eerst mar verhaord is, dan komp er wel weer an de grui (Klv), As de hond verhaort, kuj overal hondehaor vienden (Flu) 2. ruw worden, barstjes krijgen (Noord-Drenthe) Het hele gezicht is mie verhaord deur die grelle zunne (Ros), ...deur dei kolde wind (Zui), De handen binnen mai heilemaol verhaord door koude buitenlucht op natte handen (Row)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
verharen , verören , veraoren , (Kampen) verharen. Ook: veraoren (Kampereiland, Kamperveen)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
verharen , verhaoren , werkwoord , z’n haren verliezen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
verharen , verhaere , werkwoord , verhaer, verhaerde, verhaerd , verharen D’n hond is an ’t verhaere; Je ken verhaere Verwensing (Je kunt verharen)
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
verharen , verören , werkwoord , verören, veröörd , verharen.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
verharen , verhaore , werkwoord , verhaortj, verhaordje, verhaordj , verharen
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
verharen , verhäöre , verhäörde – verhäörd , verharen
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal