elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: vademen

vademen , vaojeme , vamen , 1. de naald van een draad voorzien, een draad in de naald steken; ‘de naald insteken’; noordholl. (Heiloo) neeldooge. - ʼt Wor-te donker; ik kan nie-meer vaojeme. Verg. een naalde veemen, De Bo 1076. mul. vessemen. 2. de beenen (wijd) strekken, van een paard: Hij vaamt mooi, maakt mooie, wijde schreden.
Bron: Beets, A. (1927), ‘Utrechtsche Volkswoorden en Volksgezegden’, in: Driemaandelijksche bladen 22, 1, 1-30, 73-84. Groningen
vademen , veemen , Een naald veemen, een draad door het oog der naald steken.
Bron: Dumbar, G., H. Scholten en J.A. de Vos van Steenwijk Vollenhove (1952), Het Dumbar Handschrift – Idioticon van het Overijsels in het einde der achttiende eeuw, uitgegeven door H.L. Bezoen, Deventer
vademen , voamen , met grote passen lopen
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
vademen , vaeme , vaemde, haet of is gevaemp/vaemde, haet gevaemp , insteken. Vaem mich die naolj éns, ich zeen ’t neit mee: rijg me eens een draad door de naald, ik zie niet meer zo scherp.; vaeme afraffelen; iets vlug doen. De Roozekrans vaeme: de rozenkrans afraffelen.; vaeme opsnijden. Die zeen dao en
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
vademen , vaeme , gare inne nald staeke; hárd howwe.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst.
vademen , drò vééme , draad in het oog van de naald steken; ook de nòlt vééme.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
vademen , vaojemen , wijdbeens lopen.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
vademen , vaemen , werkwoord , vamen, vademen: met gestrekte armen omvatten, bijv. Ie kun et wel vaemen; ook gezegd wanneer men met grote passen loopt
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
vademen , vaomen , vemen , werkwoord , met grote passen lopen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
vademen , vaoieme , vaime , werkwoord , omarmen (Den Bosch en Meierij); vaime; tasten (Helmond en Peelland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
vademen , [rijgen ] , vaeme , vaemtj, vaemdje, gevaemdj , 1. rijgen 2. de draad door het oog van de naald doen 3. aframmelen , Kralle vaeme.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
vademen , vaeme , vaemde – gevaemd/gevaemp , inrijgen (draad); slaan
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal