elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: twaalf

twaalf , twalif , Twaalf.
Bron: J.A.V.H. (18e eeuw), Haagsch Nederduitsch woorden-boekje. Den Haag: Johannes Mensert. Uitgegeven in: Kloeke, G.G. (1938), ‘Haagsche Volkstaal uit de Achttiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 57, 15-56.
twaalf , twaalven , twaalf; Gron. twalven, twalm.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
twaalf , twaalve , telwoord , twaalf.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
twaalf , twalm , twaalm , door snelle uitspraak voor twalven; = twaalf of twaalven; ʼt slacht twalm; zij bin mit heur twalm. Evenwel: twalf uur, lepels, enz. Vgl. elm.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
twaalf , twaalf , telwoord , Gewoonlijk uitgesproken twaaləf, behalve te Assendelft, waar de a helder klinkt als in andere woorden. – Vgl. kwart-voor-twaalven.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
twaalf  , twelf , twaalf.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
twaalf , tuälvene , tuälf , telwoord , twaalf. Tuälf wichter: twaalf kinderen.
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
twaalf , twaalf , [telwoord] , als er geen znw. op volgt ook twaalm. ‘t Slagt twaalf of twaalm. Dat vaalt tou, zee de boer, twaalf aaier en dattien kukens! Hai kin nòg nait onthòllen van twaalf uur tòt de middag = hij vergeet dadelijk alles. Twaalf ambachten, dattien ongelokken. || twaalm
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
twaalf , twaalm , [telwoord] , 1 twaalf.; 2 mv. Wie wazzen mit ons twaalm. || twaalf
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
twaalf , twoalf , [telwoord] , ook: twoalm (Veenkoloniën)twòlf; twòlm (Stad) =twaalf, twaalm. ‘t Woar, streek tussen Nieuwolde en Scheemda.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
twaalf , twaalne , telwoord , 12
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
twaalf , twelf , twellef , twaalf.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
twaalf , twėllẹf , twaalf. Tösje twėllẹf en ein is alle gesjpuis oppẹ bein, tösje twee en drie is alles weier veurbie: een gezegde uit de tijd dat men nog veelvuldig aan spoken en geesten geloofde.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
twaalf , twaalf , twaolf, twalm, twaalm, twelm, twalef , telwoord , Ook twaolf (Kop van Drenthe), twalm (Zuidoost-Drenthe), twaalm (Zuidwest-Drenthe, zuid, Zuidoost-Drents veengebied, Noord-Drenthe), twelm (Zuidwest-Drenthe, noord). Ook uitgesproken als twalef (Zuidwest-Drenthe, zuid, Zuidoost-Drents veengebied) = twaalf Twaalf is een dozien (Koe), Het is twaalf uur, ...kwart over twaalm (Ktv), Hij woont op nummer twaalf (Dro), Dou mie der mar een stuk of twalm van (Bov), (rangtelw.) Het gebeurde de twaalmde februari (Hgv) *Twaolf maai in aoren / Sunt Jopk riep koren (Rod); Twaalf ambachten, dartien ongelukken (Row)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
twaalf , twaelf , twaalf.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
twaalf , twaalf , twaalf
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
twaalf , twéllef , twaalf , Tuuw twéllef uure meug'de ópbliive umdég'ge braaf geweest zé èn méérege vrèèj zé. Tot twaalf uur mag je opblijven omdat je braaf geweest bent en morgen vrij hebt.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
twaalf , twaelf , twelf, twaelmen, twelmen , telwoord , twaalf (zelfst.): Ze bin mit zien twaelven ze zijn met een groep van twaalf
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
twaalf , twaelven , twelven, twellem , telwoord , zelfst.: twaalf Et is half twellem 11.30 uur
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
twaalf , twaelven , twelven, twellem , zelfstandig naamwoord , de; cijferteken, cijfercombinatie twaalf
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
twaalf , twelf , telwoord , twaalf
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
twaalf , twalef , telwoord , twaalf.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
twaalf , twaolf , twaolf ogen daartien, lood om oud ijzer, niets uitmakend.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
twaalf , twelf , twaalf
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
twaalf , twelf , twaalf
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
twaalf , twelf , telwoord , twaalf
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
twaalf , twaalf , twaolf , telwoord , "twaalf [zonder svarabhaktivocaal omdat die binnen de eerste syllabe blijft]; in de uitdrukking twaalf gooien (met twee dobbelstenen); geluk hebben; Die is wèl getrouwd! Mee 'n dochter van Door de Vries en dè wit-ie-zelf ook, want ie hee twaalf gegooid hurre! Krimmeneel wen vrammes is dè! (Kubke Kladder; ps. v. Pierre van Beek; NTC; Uit ‘t klokhuis van Brabant 4; 2-11-1929); Pierre van Beek –…iemand die ""twaalf gegooid"" heeft, want wanneer de volksmond dit oordeel uitspreekt, kan de betrokkene zich allesbehalve gelukkig prijzen met de andere helft van zijn trouwboekje. (Tilburgse taalplastiek 10 Nieuwe Tilburgse Courant – zaterdag 8 april 1950); De Wijs – (op straat gehoord, de ene vrouw tegen de ander over ’n passerend vrouw: ) ’t is ’n struise vrouw, ik geleuf wèl dettie er twaalef mee gegooid hee (13-07-1966); WTT 2012: een opmerkelijke vindplaats beweert echter het tegendeel:; Van Delft - ""Hij heeft twaalf gegooid."" Dit is: Hij heeft het (met zijn vrouw) niet getroffen. (Nwe. Tilb. Courant; Van Vroeger Dagen afl. 109; 13 april 1929); R.J. 'de klok slao' twaolf'; Henk van Rijen - twaolf aajer èn dartien köökes - een buitenkansje; B twalef"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
twaalf , twelf , twaalf
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal