Woord: tuimelen
tuimelen , tōmmeln
, over ’t hoofd buitelen, tuimelen. Oostfr. tümelen, tümeln, Gron. tumeln, HD. taumeln, Nederl. tuimelen. OHD. tiumôn = zich in een kring draaien. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
tuimelen , tommelen , zwak werkwoord
, tuimelen. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
tuimelen , duimelen , zwak werkwoord
, Tuimelen, buitelen. || De boel duimelt onderste-boven. ‒ Duimelen is een bijvorm van het meer gebruikelijke tuimele. Vgl. Gelders nadummelen, met een zwakke, waggelende gang gaan, aangehaald bij DE JAGER, Freq. 1, 783, op tommelen. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
tuimelen , tuumele
, tuimelen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
tuimelen , tommelen , zwak werkwoord
, tuimelen. ummetommelen. Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
tuimelen , tumeln , [werkwoord]
, tuimelen. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
tuimelen , tomln , zwak werkwoord
, tuimelen, draaien Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
tuimelen , tumele
, vallen Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
tuimelen , toemele
, druktemaken. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
tuimelen , toemele
, toemelde, haet of is getoemelt , tuimelen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
tuimelen , tommeln , zwak werkwoord, onovergankelijk
, (Zuidoost-Drenthe, Veenkoloniën, dva) = tuimelen, buitelen Hij kwam van de zaodbult tommeln (Sle), Hij tommelt ondersteboven (Bco), Hij is van het voor heui tommeld (Zwe) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
tuimelen , tumeln , tummeln , zwak werkwoord, onovergankelijk
, Ook tummeln (Zuidoost-Drents zandgebied, Noord-Drenthe) = tuimelen Hij tumelde mit fiets en al ondersteboven (Dwi), Zai tumelde van trabbe of (Vtm), Hij tummelde ondersteboven (Rod), De lucht tumelt boven het heui gezegd van hittetrillingen (Sle), Het tumelt er boven oet gezegd bij hooibroei (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
tuimelen , toemelen
, tuimelen Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
tuimelen , tumelen , toemelen , werkwoord
, 1. tuimelen, vallen 2. draaiende bewegingen maken om een as Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
tuimelen , tumelen , werkwoord
, tumelen, etumeld , tuimelen, vallen. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
tuimelen , toemele
, toemeltj, toemeldje, getoemeldj , tuimelen , Vanne trap aaf toemele. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
tuimelen , tumele , werkwoord
, tumeltj, tumeldje, getumeldj , tuimelen Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
tuimelen , toêmele , werkwoord
, tuimelen Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
tuimelen , tèùmele , zwak werkwoord
, WBD III.1.2:11 'tuimelen' = vooroverduikelen; ook 'duikelen'; WBD III.3.1.105'tuimelen' = idem Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
tuimelen , toe~mele
, tuimelen Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |