elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: toedraaien

toedraaien , toudraiên , (= toedraaien), voor: toekeeren, in: iemande de rug of: de rōgge toudraien = hem den rug toekeeren, eig. en fig. = zich van hem afwenden; d’r noa toudraien = er naar toeleiden, in een gesprek langs een omweg eene zaak of een persoon ter sprake brengen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
toedraaien , toudraaien , [werkwoord] , toedraaien. Ain de rog toudraaien. Hai draaide der nuver noa tou = hij leidde het gesprek op het onderwerp.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
toedraaien , toedrèeien , zwak werkwoord, overgankelijk , 1. naar iem. toedraaien Gao ies rechtzitten. IJ moet hum niet aal de rugge toedrèeien (Ndo), Dat mèensk zal je vast de kont toedreien, aj heur rooupt (Eex) 2. dichtdraaien, dichtdoen (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid) Drèeit de deure ies toe (Mep, veroud.), Dreei de kraan even toe (Pdh)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
toedraaien , toedri’jen , werkwoord , toedraaien: in de richting draaien van
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
toedraaien , toedreie , dichtdraaien
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal