elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: tochten

tochten , [trekken] , tochten , werkwoord , doorspelen van lucht of wind.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
tochten , tochten , in: ’t tocht hier! = de glazen zijn leeg. Eigenlijk zooveel als: hier heeft men trek (= tocht), en dus eene woordspeling.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
tochten , tochte ,   ,   , trekken van den stroom bij het strand: ’t Tocht in dat chat gunter.
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
tochten , tòchten , [werkwoord] , ‘t Tòcht hier. Schertsend: de glazen zijn leeg, schenk nog eens in.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tochten , tochten , zwak werkwoord, onovergankelijk , tochten Achter heb we neie ramen kregen; het tocht nou niet meer (Bui), Het was der kaold en het tochtte der ok nog (Bov), Die tuundeuren tocht (Pes), Het tocht hier as de moord (Hijk), ...de bliksem (Hav), (fig.) Het tocht hier, zee Jan tegen zien buurman, toen zien borrelglassie leeg was (Dwi)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
tochten , tochen , werkwoord , tochen, etoch , tochten. ‘t Tochen bi’j oe in uus.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
tochten , tóchte , tóchde – getóch , tochten
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal