elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: totebel

totebel , teudebelle , teudebel , [zelfstandig naamwoord] , 1 totebel, kruisnet; Op elke hoek moest een reigerpoot bevestigd worden; anders was reigervet ook goed. Din vangen ie aaltied; raaigerpoten trekken oal.; 2 een praatjesmaakster(woordspeling), (Hogeland en Westerkwartier)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
totebel , teutebel , zelfstandig naamwoord , Zie teutkous.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
totebel , teutebelle , 1. vrouw die graag en veel babbelt; 2. visnet (Kampen)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
totebel , teutebelle , zelfstandig naamwoord , de; vrouw die veel kletst/ roddelt
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
totebel , teutebelle , zelfstandig naamwoord , 1. treuzelaar, talmer; 2. kletskous; 3. visnet (vierkante korf).
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
totebel , teujtebèl , onnozele vrouw, totebel
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
totebel , täötebel , kletskous
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal