elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: tas

tas , tas , kop, bijvoorbeeld een tas koffi.
Bron: Ballot, A. (1870), Eigenaardigheden van het Twentsche dialect, uitgegeven in 1968, Hengelo.
tas , tassche , vrouwelijk , tasch.
Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents
tas , tasse , vrouwelijk , kop.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
tas , tasse , tesse , vrouwelijk , tasch.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
tas , tes , tesse , teske , zak van een broek.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
tas , tasche , [tasxә] , vrouwelijk , täschien , tas
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
tas , taas , taze , [zelfstandig naamwoord] , tas, zak, buidel.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tas , tas , [zelfstandig naamwoord] , tas. || taas , uit het Holl.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tas , tas , [zelfstandig naamwoord] , stapel stenen in het tichelwerk bestaande uit lagen, die bloaden heten.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tas , tas , [zelfstandig naamwoord] , 1 ‘t flòk, het wollegras.; 2 ‘t flòk in de törf, de halfvergane overblijfselen er van. , (Westerwolde)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tas , taske , [zelfstandig naamwoord] , tas. De scheperstaske, weitaske. , (Westerwolde)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
tas , taske , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , taskn , tàeken , tas. t Haangt miej de taske oet, het hangt mij de keel uit
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
tas , tas , vrouwelijk , [F.: la tasse] kopje, mok; kop Lust’ ok ’n tas koffie? Lust je ook een kop koffie?
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
tas , tès , vrouwelijk , [D.: die Tasche] zak Boksetès Broekzak; Lèk me toch de tès Je kunt me wat!
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
tas , tas , zelfstandig naamwoord , Ook: 1. Vestzak. 2. Binnen- of buitenzak van een jas. | Haal je hande es uitje tas. Zegswijze ’t is in de tas, de winst is binnen, het is voor elkaar. Verkleinvorm tassie. Tasje, in de zegswijze puur in ’t tassie hewwe, flink wat geld hebben, behoorlijk rijk zijn.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
tas , tas , vrouwelijk , tasse , tėske , kopje. Sjot ’m ’n tas kaffen in: schenk hem een kopje koffie in.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
tas , tėsj , vrouwelijk , tėsje , tėsjke , tas; zak. Dat geit op eige tėsj: dat gaat op eigen rekening. Lėk mich de tėsj: loop naar de pomp! Sjtaek dich dat mer in de tėsj: knoop dat maar in je oren: daar kun je het mee doen; die opmerking is de spijker op zijn kop geslage
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
tas , tas , flies; köpke.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst.
tas , taes , bóksetaes, vottetaes.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst.
tas , tas , tès , zak of buidel van uiteenlopend model, meestal echter vrij plat en rechthoekig, bijv. gebruikt om boodschappen in te doen; tès, buitenzak in een jas.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
tas , tas , zelfstandig naamwoord , kopje. Vat ’n tas koffie. Een eenvoudige zegswijze die kernachtig en duidelijk de spreekwoordelijke Brabantse en dus ook Bikse gastvrijheid aangeeft. Toch is ook deze gemoedelijke uitnodiging in deze vorm snel aan het verdwijnen. Een eenvoudig onderzoekje, enkele tientallen jaren al geleden, onder 35 zesdeklassers van de Mèskesschool, liet zien dat in tweederde van echt-Bikse gezinnen het woord tas in deze betekenis niet meer werd gebruikt. In ’n tas doede bòtschappe mister, gniffelden de meisjes. Het woord komt overigens uit het Frans: la tasse.
Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek
tas , taes , zak; iemes inne taes zeike: iemes te graze neme.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1993), Zò bót ás en hiëp. Plat Hôrster, Horst.
tas , tas , zelfstandig naamwoord , in de uitdrukking iemand in de tas hebbe : iemand door hebben (KRS: Werk, Scha)
Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht
tas , tasse , tassie , tas.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
tas , tas , tasse, taske , 0 , (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe, met rekking in Kop van Drenthe). Ook tasse (Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe, veengebieden Oost-Drenthe, met rekking in Veenkoloniën), taske (Zuidoost-Drents veengebied, in bet. 3., veroud.) = 1. tas Ie moet tegenwoordig wal op je tasse verdacht wezen, want die kunt ze je zo ofhandig maken (Hijk), Ik heb een tas vol bosschuppen haold (Gie) 2. hoeveelheid opgestapelde stenen (mets.) ...mit een tasse mit stienen op de scholder ledders op (Mep) 3. jaszak (Zuidwest-Drenthe, zuid, Zuidoost-Drents veengebied) De tasse van de jasse is uut escheurd (Ruw)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
tas , tas , kop, luste’n tas koffie?, heb je graag een kopje koffie?
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
tas , tes , 1) broekzak; 2) zak met linten vastgemaakt onder de jurk.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
tas , taske , zelfstandig naamwoord , kopje, kommetje koffie of thee. * Dr. H.W.J. Kroes, Kramer’s Duits woordenboek: die Tasse: het kopje. * Dr. F.P.H. Prick van Wely, Kramer’s Frans woordenboek: la tasse: het kopje.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
tas , tâsse , tas.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
tas , tas , kop , Lus'te 'n tas koffie of teej, d’re is nog zat hörre, ge kunt gerust meejdoen. Blief je een kop koffie of thee, er is nog genoeg hoor, je kunt gerust meedoen.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
tas , tés , tas, zak , Vergét'tew tés nie és ge bódschappe moet gôn doen, anders kun'det nie draoge. Vergeet je tas niet als je boodschappen gaat doen, anders kun je het niet dragen.
Iederiin is nog nie vréijgèèveg al hit'tie veul géld in z'n tés, gléú'vet mér nie. Iedereen is nog niet vrijgevig al heeft hij veel geld op zak, geloof het maar niet.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
tas , tasse , zelfstandig naamwoord , de; tas: om in te vervoeren, waaronder schooltas en handtas
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
tas , tas , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , tasse , téske , tas , tas; kop (drinkgerei) tas (fr. 'tasse') VB: Jao, 'n tas koffie dy dreenk ich mich mêt.; tés vrouw (oude vrouw) 'n aw tés; tés zak (in kledingstuk) tés Zw: Ich baon mich 'nne vootpad nao m'n tésse: gezegd wanneer men veel geld moet uitgeven. Zw: Lek mich ién m'n tés: je kunt me nog meer vertellen Zw: Dè heb ich ién m'n tés: die heb ik door. Zw: 'r Hèt e loëk ién z'n tés: hij is altijd platzak. Zw: Dat sjtëk ich mich ién m'n tés: Dat zal ik onthouden (enigszins dreigend gezegd)
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
tas , tas , tasse , kopje
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
tas , tèske , tasje
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
tas , tès , zak
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
tas , tasse , zelfstandig naamwoord , tässien , tas.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
tas , tas , hooi en stro dat tussen de gebinten in de schuur was weggetast noemde men d’n tas , gaode gij mar op d’n tas staon, dan kunde de schôôve zo op de doskas gwôôie = ga jij maar bovenop het weggetaste graan staan, dan kun je de schoven zo op de dorsmachine gooien
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
tas , tas , kopje , 'n tas koffie = een kopje koffie-
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
tas , tas , kop , ’n Tas koffie. Een kop koffie.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
tas , tès , tèske , 1. broekzak, tasje, dat men onder een jurk droeg; 2. meid, vrouw , Halt oew hând uit oew tèsse! Haal je handen uit je broekzakken!, Anna, hèwde gèij m’n tèske éfkes vâst? Anna, houd jij mijn tasje even vast?, ’n Vèùl tès. Een vieze vrouw.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
tas , tas , 1. afgescheiden (berg)ruimte in een schuur; 2. tros; 3. hoop stapel; de tas an de rug hangen, weggaan.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
tas , tesse , broekzak.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
tas , taas , tas, tès , zelfstandig naamwoord , stapel (Den Bosch en Meierij; Tilburg en Midden-Brabant); tas; oogststapel (hooi, graan) (West-Brabant); tas; kop (thee, koffie) (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland; Helmond en Peelland; Land van Cuijk; Tilburg en Midden-Brabant; West-Brabant); tès; luie, onverzorgde vrouw (Land van Cuijk); tès; zak (broek, jas) (Den Bosch en Meierij; Land van Cuijk)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
tas , tas , vrouwelijk , tasse , teske , kop, zie ook v. tasse, teske , Tas en sjuttelke. ‘Waem löstj nog ein tas koffie?’ ‘Ich wil nog waal ei teske.’
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
tas , tes , vrouwelijk , tesse , teske , 1. tas 2. broekzak
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
tas , tas , zelfstandig naamwoord , tasse , teske , 1. tas 2. kopje: ein tas kóffie, ein tas drinke – a. een kopje koffie b. een bakkie doen (Duits: Tasse; Frans: tasse; Italiaans: tazza)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
tas , tes , zelfstandig naamwoord , tesse , teske , (broek)zak; zich in de tes laote pisse – zich laten beduvelen; niks oppe tes höbbe – geen geld op zak/te verteren hebben; vottetes – kontzak; kössetes – kussensloop; waemesteske – vestzakje; bóksetes – broekzak (Duits: Tasche)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
tas , tas , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , tasse , teske , drinkkop, tas
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
tas , tes , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , tesse , teske , zak in kleding
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
tas , taas , tas, tès , zelfstandig naamwoord , taske , "stapel, tas; - Als ik innen taas brood op heb, gebeurt er irst in tèdje niks, mar dan begiene ze, dan gaoget aon ’t borrelen en aon ’t giste, aon ’t rommelen, net als innen vuurspouwenden berg. (Naarus; ps. v. Bernard de Pont; in: Groot Tilburg 1941; CuBra); Cees Robben – Verder gaot ie [de wol] op d’n taas/ om te dröge.. (19560630); Cees Robben – Hier kan unne bekker nog is unne taas wegtaase... (19730929) [veel brood leveren in een kinderrijk gezin]; Henk van Rijen - hij taast nen hillen taas tasse in zen tas - een hele stapel kopjes; WBD III.4.4:260 'tas’ = grote hoeveelheid; WNT TAS (II) hoop, stapel; WBD oogststapel (hooi- of graanstapel, binnen het boerenhuis opgeslagen); K. Heeroma - Brabants uit de 18e eeuw (woordenlijsten Verster,1968) - Hooitas, Koorntas: Het hooi/koren wanneer het in de schuur is opgestapelt. Op den hooitas slapen: boven op het hooi slapen. C. Verhoeven - Herinneringen aan mijn moedertaal - 1978 - TAS (taas) m - opgestapeld hooi, stro of koren. A.P. de Bont – Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - ta.s, zelfstandig naamwoord m. 'taas' - tas, hoop, stapel; verkleinwoord 'ta'ske(n)'; tas; kopje, kommetje om uit te drinken; - Van Frans 'tasse' kopje; - tas èn scheuteltje - kop en schotel; ...zet 'ns 'n tas thee veur Van Halderen. (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; ’Kareltje Vinken’; feuilleton in 10 afl. in NTC 13-4-1940 – 24-8-1940); ...taante Hanna ha al daolijk meelije mee 'm en gaaf 'm 'n tasch koffie mee suiker. (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; ’Oome Teun als opvoeder’; feuilleton in 6 afl. in NTC 2-3-1940 – 6-4-1940); De pastoor zaat bij z'n tas koffie en waar efkes ingedut... (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; 'De nuuwe dokter’; feuilleton in 4 afl. in NTC 27-1-1940 – 17-2-1940); Toen ze in de boerenherberg aon et ven 'n taske koffie gedronken ha'n... (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; Den Sik van Baozel; feuilleton in 8 afl. in de NTC 25-2-1939 – 18-4-1939); ""'t Is freet koud, hè Kubke"", zee ze, zodde nie 'n tas koffie lusse; 'k hè precies 'n vorsch bekske gezet. 'k Zeg gère meid, as ge men 'n tas koffie gift, zède de biste op één nao. (Kubke Kladder; ps. v. Pierre van Beek; NTC; Uit ‘t klokhuis van Brabant 5; 7 en 14-11-1929); Cees Robben - ge vat en tas wèèrme rôome; Cees Robben – ... En vat meepassaant ’n tas koffie Fons...... (19560224); Cees Robben – En spuul de smaok meej overleg/ voldoan dur ’n tas koffie weg... (19600624); - ‘Tas koffie’ was ook gangbaar om aan te duiden dat een vrouw al zo vaak in het kraambed had gelegen dat ze de komende bevalling geen enkel probleem vond:; Cees Robben – Ik doeget vur ’n tas koffie... (19681206) [In een prent over een inzamelingsactie die in Goirle gehouden werd om een ‘moderne kraomkliniek’ in te richten in missiegebied Kongo.]; Cees Robben – Luste göllie sewèèle ’n tas koffie.. Ik neuk ‘m aanders toch mar in den gôôtsteen.. (19720804) ; Cees Robben – ... En vat meepassaant ’n tas koffie Fons...... (19560224); Cees Robben – En spuul de smaok meej overleg/ voldoan dur ’n tas koffie weg... (19600624); Cees Robben – ’k Lus tèènemekaare wel tien tassen thee... (19631108); …un tas thee kon er aaltij aaf. (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 1, Tilburg 2006); ‘…gullie lust zeker wel un taske thee meej un beschötje?’, zi mevrouw, et aawmeut. (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 2, Tilburg 2007); Ons Thea en ons Trees goote de thee in de tassen, et hiete nog gin kumkes, die al klaor gezet waare. (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 2, Tilburg 2007); Dan han ze wir teveul zéép gebrökt bij et omwaase van de tassen of te wèènig waoter, êen van tweeën. (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 2, Tilburg 2007); ‘Ik lus wel un tas koffie, as ik et toch vur et zegge heb en liefst meej twee klontjes, assik zôo brutaol maag zèèn. (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 2, Tilburg 2007); WBD (III.2.1:186) tas = kopje; WBD (III.1.3:129) 'tas' - losse zak onder de rok; Bosch tas - kop met oor; houtstapel; J.H. Hoeufft, Proeve van Bredaasch Taal-eigen (1836) - Een tasken thee is te Breda bij den burgerstand even zeer in zwang als een baksken thee of bakje. Van het Fransche 'tasse'. Z.a. C. Verhoeven - Herinneringen aan mijn moedertaal - 1978 - TAS v. - kopje voor koffie of thee; soms ter vermijding van 'kumke'. A.P. de Bont – Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - tas, zelfstandig naamwoord vr. 'tas' - kop om uit te drinken; Goem. TASSE - tas, zelfstandig naamwoord vr.: eene tas koffie; Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch dialect - 1899 - TAS zelfstandig naamwoord v. - hetz. als fr. tasse - drinkkommetje; Jan Naaijkens - Dès Biks – (1992) - tas zelfstandig naamwoord  - kopje; tes; tas; Cees Robben – Sigaren, centen in de tes (19651224); Henk van Rijen - zak, broekzak"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
tas , tas , tasse , táske , kopje
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +
tas , tes , tesse , teske , broekzak
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal