elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: strijkijzer

strijkijzer , strikyzer , Strykyzer.
Bron: J.A.V.H. (18e eeuw), Haagsch Nederduitsch woorden-boekje. Den Haag: Johannes Mensert. Uitgegeven in: Kloeke, G.G. (1938), ‘Haagsche Volkstaal uit de Achttiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 57, 15-56.
strijkijzer , striekiezer , zelfstandig naamwoord onzijdig , strijkijzer. Zai bruukt ‘t Knoalster striekiezer (schertsend) = zij “mangelt” haar linnengoed door er op te gaan zitten.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
strijkijzer , striekiêzer , onzijdig , strijkijzer.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
strijkijzer , sjtriekiezer , onzijdig , sjtriekiezesj , strijkijzer.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
strijkijzer , striekizjer , werktuig om linnengoed mee te strijken.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
strijkijzer , striekiesder , strijkijzer.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
strijkijzer , striekiezer , 0 , 1. strijkijzer Pak het striekiezer ies even, dat kleid is zo kroes as Klaos zien gat (Bov), Hie was zo glunig as een striekiezer erg kwaad (Hgv) 2. soort platte inktfles of vrouwenurinaal (glasbl., db: Nbui)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
strijkijzer , striekiezer , werkwoord , 1. strijkijzer (om de was mee te strijken) 2. strijkijzer bij een paard 3. damesfiets, bijv. in Bi’j’ op et striekiezer?
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
strijkijzer , sjtriékiézer , zelfstandig naamwoord, onzijdig , sjtriékiézers , sjtriékiézerke , strijkijzer
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
strijkijzer , striekiezer , zelfstandig naamwoord , strijkijzer, strijkbout. Zie ook: iezer, bolte, striekbolte.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
strijkijzer , striekiesder , strijkijzer.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
strijkijzer , striekiezer , onzijdig , strijkijzer
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
strijkijzer , striêkiêsder , striêkiêzer , zelfstandig naamwoord, onzijdig , striêkiêsders/striêkiêzers , striêkiêsderke/striêkiêzerke , strijkijzer
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
strijkijzer , strijkijzers , grote, platte voeten
Bron: Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht.
strijkijzer , strèèkèèzer , zelfstandig naamwoord , "strijkijzer; grote voeten; Cees Robben – [man op rand van ziekenhuisbed:] Ik wil die kaauw strèèkèèzers nie in m’n bed hebbe... (19850621); N. Daamen - Handschrift 1916 – ""die hêe 'n poar strijkijzers (groote voeten)""; Efkes naoderhaand vloge z’n schoen van z’n strèkijzers aaf en gonk ie aon ’t paase... (Naarus; ps. v. Bernard de Pont; in: Groot Tilburg 1941; CuBra); WBD (III.2.1:345) strèèkèèzer"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
strijkijzer , strie~kie~zer , strijkijzer
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal