Woord: stomerij
stomerij , stomerieje
, stomerij. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
stomerij , stomeri’je , zelfstandig naamwoord
, de 1. stomerij 2. het (steeds) stomen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
stomerij , [stomerij] , stoumerie , vrouwelijk
, stomerij Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
stomerij , stoumerie
, stomerij Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |