Woord: stallicht
stallicht , stallicht
, "en stalkaars, voor dwaallicht of dwaaslicht. Het wordt alzoo genoemd, omdat het zich voornamelijk bij en in de stallen vertoont; dit doet het ook bij Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
stallicht , stallicht , vrouwelijk
, stallamp. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
stallicht , sjtalluch , vrouwelijk
, sjtalluchte , stallantaarn (stormlantaarn). Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
stallicht , stâllucht
, stâl lâmp. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
stallicht , stalluchte
, stallamp, stallantaarn. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
stallicht , stallocht , zelfstandig naamwoord
, et; stallicht Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
stallicht , sjtaalluch , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, sjtaalluchte , - , stallantaarn Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
stallicht , stalluch , stallucht , vrouwelijk
, stallantaarn Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
stallicht , stallucht , zelfstandig naamwoord
, stalluchte , stalluchtje , stallantaarn Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
stallicht , stâllucht , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, stâlluchte , stallantaarn Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
stallicht , stalluch
, stallantaarn Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |