Woord: spoel
spoel , spool
, spinnewiel. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
spoel , spoule , vrouwelijk
, spoulen , spöultien , spoel Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
spoel , spoul , [zelfstandig naamwoord]
, spoel (b.v. van de wever). Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
spoel , spoole , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, spooln , speulken , spoel Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
spoel , sjpoul , vrouwelijk
, sjpoule , sjpuilke , spoel; spinnewiel. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
spoel , sjpuil , mannelijk
, afwas, vaat. Ich mót de sjpuil noch doon: ik moet nog afwassen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
spoel , spoe:l
, spinnewiel. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
spoel , spoel , spool, spoul , 0
, spoelen , Ook spool (Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe), spoul (Kop van Drenthe). Vaak verkl. = 1. spoel Dat gaoren zit niet zo mooi op de spoel (Bei), Gaoren moej overspolen van de klosse naor het spooltie (Wsv) 2. schietspoel bij het weven De scheerlat zeg wij hier tegen van spoel (Emm) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
spoel , spuultien
, kleine spoel (naaimachine). Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
spoel , spoele , zelfstandig naamwoord
, de 1. (vaak verkl.) spoel (waarop men garen windt) 2. schietspoel bij het weven Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
spoel , spool
, spole , speulke , , , 1. spoel 2. spinnewiel Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
spoel , spoel , zelfstandig naamwoord
, spole , speulke , 1. spoel 2. spinnewiel; mèt Sint Micheel kum(p)tj de spool weer in den aerd – met Sint Michael (29 september) wordt het spinnewiel weer tevoorschijn gehaald zie ook spinne Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
spoel , speul , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, speule , spoelplaats Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
spoel , spool , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, spole , speulke , spoel Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
spoel , spuul , zelfstandig naamwoord
, Henk van Rijen - (textiel) openbare waterpoel waarin geweven stukken gespoeld werden; K. de Beer - Tilburgs Bijnamenboek (2000) - en spuul = plas water voor o. a. industr. doeleinden (blz. 133) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
spoel , spaol
, spoel Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |