elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: speelplaats

speelplaats , spulpláts , vrouwelijk , speelplaats, schoolplein.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
speelplaats , sjpeelplaatsj , vrouwelijk , sjpeelplaatsje , sjpeelplaetsjke , speelplaats.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
speelplaats , spulplats , plaats voor of bij de school waar de leerlingen voor of na de schooltijd en tijdens de pauzes verblijven.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
speelplaats , spölplaetse , speelplaats.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
speelplaats , spulplàts , speelplaats. ze dinne moi speulen op de spulplàts, er werd mooi gespeeld op de speelplaats.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
speelplaats , speulplase , speelplaats
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
speelplaats , spulplôts , speelplaats , De spulplôts is te kléén vur zó'n bérziej kénder én'ner komme'ner gereegeld miir bè. De speelplaats is te klein voor zoveel kinderen en er komen er nog steeds meer bij.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
speelplaats , speulplaes , zelfstandig naamwoord , speulplaese , speulplaesie , speelplaats, schoolplein
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
speelplaats , sjpuülplaots , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , sjpuülplaotse , - , speelplein , VB: Vreuger hawwe de joûnges 'n èige sjpuülplaots en de mèitskes 'n èige sjpuülplaots.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
speelplaats , spulplôts , speelplaats
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
speelplaats , spölplase , zelfstandig naamwoord , speelplaats.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
speelplaats , spulplèts , speelplaats
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
speelplaats , spuuelplaats , vrouwelijk , speelplaats , Oppe spuuelplaats loupe de meister en de juffrouw ónger spuueltied op en aaf.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
speelplaats , spulplòts , zelfstandig naamwoord , speelplaats
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
speelplaats , speulpláts , schoolplein
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal