elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: slachterij

slachterij , slachterij , het geslacht, aan den zolder. Gron. slachterei = het geslachte, de slacht; de slachterei an kant moaken = de slacht beredderen.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
slachterij , slachterei , slachterij , het geslachte, de slacht; de slachterei an kant moaken = de slacht beredderen; wat slachterei weggeven = kleinigheden van het geslachte, bv. hutspot, worst, enz. ten geschenke geven, aan buren en vrienden; wie hebben ook wat van ʼt slachten = van de slachterei kregen. Te Vriescheloo: slachterei, bij ʼt eten = spek en vleesch. Drentsch slachterij = het geslachte, aan den zolder. Zie ook onder art.: hutspot.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
slachterij , slachterij , [zelfstandig naamwoord] , 1 slagerij.; 2 een paar worsten, ribstukjes enz. als er pas geslacht is. Boeren bròchten Doomnij tiedels wat slachterij.; 3 de slacht. De slachterij aan kaant moaken.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
slachterij , slachterieje , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , slagerij
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
slachterij , slachteréj , vrouwelijk , slagerij.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
slachterij , sjlėchterie , vrouwelijk , sjlėchterieë , sjlėchterieke , slagerij.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
slachterij , slèchterééj , slagerij.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
slachterij , slachterieje , slächterieje , slachterij.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
slachterij , slachterij , 0 , 1. het slachten Slachterij an huus gef een hiel drokte (Ruw), Met de slachterij hef de buurvrouw oes nogal hulpen met het verwerken van het geslachte dier (Odo), Wai hebben de slachteraai an kaant (Row) 2. het geslachte, de slacht Slachterij is duur tegenwoordig (Bor), IJ mugt hum ok wal een stukkien slachterij doen (Sle), As de aolde slachterij op was, weur der een veurslachtertien slacht (Ndo), De slachterij stund goud under de pekel (Ros) 3. slagerij Hannes hef hier een neie slachterije laoten bouwen (Hav)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
slachterij , slaachteri’je , slachteri’je , zelfstandig naamwoord , de 1. slagerij 2. het slachten, de tijd van het slachten 3. vlees etc. door de slacht voortgebracht
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
slachterij , sjlachtery , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , sjlachteryje , sjlachteryke , slagerij , VB:: Vreuger haws te dry sjlachteryje ién 't duerp: bie Tefiel, bié Mat en bié Lewie van Wöm.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
slachterij , slachteri’je , zelfstandig naamwoord , slachterij.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
slachterij , [slagerij] , slechterie , vrouwelijk , slagerij
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
slachterij , slachteri-j , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , slachteri-jje , slachterieke , slagerij; slawchteri-j (Ospels) slagerij
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
slachterij , slechterie , slagerij
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal