elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schurk

schurk , schö̀rk , mannelijk , schö̀rke , schurk.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
schurk  , schörk , schurk.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
schurk , schiörk , mannelijk , schurk
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
schurk , schurk , [zelfstandig naamwoord] , schurkachteg, schurkenstreek.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
schurk , schurk , schörk , 0 , schurken , Ook schörk (Zuidwest-Drenthe, zuid) = schurk Dat is een grote schurk, die is het ophangen nog niet wèerd (Sle), De grootste schurk hef het mooiste pakkie an (Ros), Hij kan praoten, ie zulden de haanden der an warmen, mar aj hum beter kennen, is het een grote schurk (Nam)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
schurk , skörk , schurk
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
schurk , schörk , schurk.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
schurk , skörk , zelfstandig naamwoord , schurk.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
schurk , schörk , zelfstandig naamwoord, mannelijk , schörk , schörkske , schurk
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
schurk , schörk , schurk
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal