Woord: profeet
profeet , profiët
, profeet. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
profeet , profeet , [zelfstandig naamwoord]
, n Profeet wòrt in zien voaderland nait eerd (Lukas IV: 24). n Broodetende profeet, ziet evenveel aankomen als een ander (Amor VII: 12). Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
profeet , próffeet , mannelijk
, próffeete/perfeete , profeet; weetal.; perfeet profeet Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
profeet , prefieët
, profeet. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
profeet , profeet , 0
, profeten , 1. profeet Dat is een broodetende profeet slechte voorspeller (Row) 2. eigenwijs persoon Wat is dat ok een eigenwieze profeet (Sle), Wat een profeet, bah. Aaid alles beter weten (Eex) *Profeten wordt in eigen land nich eerd (Bov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
profeet , profeet , prefeet, perfeet , zelfstandig naamwoord
, de 1. profeet 2. verstandig iemand, iemand met veel kennis Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
profeet , perfiët , zelfstandig naamwoord
, perfiëte , perfiëtje , 1. profeet 2. filosofisch aangelegd persoon Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
profeet , profeet , perfeet, prefeet, profieët, perfieët, prefieët , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, profete/perfete/prefete/profieëte/perfieëte/prefie , profeetje/perfeetje/prefeetje/profieëtje/perfieëtj , eerste, tweede en derde vorm Nederweerts, Ospels; vierde, vijfde en zesde vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); profeet Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
profeet , prefêet , zelfstandig naamwoord
, profeet; Kees en Bart – Tilburgsche Post ca. 1935 – Ik zèè ginne prefeet; A.P. de Bont – pr?fe.t, zelfstandig naamwoord m. - profeet; Cornelissen & Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect; 1899 - PROFEET zelfstandig naamwoord m. - iemand die met nadruk, met juistheid of op eenen toon van zekerheid spreekt. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
profeet , perfieët
, profeet Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |