elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: potlood

potlood , pollood , (Hoogeland enz.), onzuivere uitspraak voor: potlood. Vgl. pollepel, en: potlepel.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
potlood , potlood , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Daarnaast ook pottelood. Zie de wdbb. || Een blauw pottelood. – Evenzo spreekt men ook van de kachel potteloden voor potloden. – In verkl. potloodje bij vissers ook schertsend voor kleine, jonge snoek. || Kijk ers wat ’en potloodjes.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
potlood , pottelood , zelfstandig naamwoord, onzijdig , zie potlood.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
potlood  , potloeëd , potlood.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
potlood , pòtlood , pòllood , zelfstandig naamwoord onzijdig , [potlood] , maar ook de pòtlood
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
potlood , potloot , mannelijk , potlööt , potlöötje , potlood.; potlood potlood, kachelglans. Sjiet aan de wiks, potloot is ouch sjwart: om het even.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
potlood , pótloeët , potlood (schrijfstift).
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
potlood , potlood , 0 , potloden , 1. potlood Ik heb geein punt meer an mien potlood, ik kan der niet meer met teeiken (Eex), De locht is zo blauw as potlood (And), (fig.) Hie hef een potlood met twie punten schrijft met dubbel krijt, is oneerlijk (Sle) 2. soort kachelpoets De kachels wörden insmeerd met potlood (Row), Potlood koj ok kolde koffie op doen of tarpentien (Zdw)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
potlood , potlóód , potlood. verkl. potlödje.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
potlood , pòtlood , potlood
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
potlood , potléúj , potloden , Ge moet dé potlóód ônpunte, duu trèùwes alle potléúj mér, ze zén allemôl bot. Je moet dat potlood aanpunten, slijp trouwens alle potloden maar, ze zijn allemaal bot.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
potlood , potlood , zelfstandig naamwoord , et 1. potlood 2. potloodpoeder 3. penis (van een man, ook wel van bep. mannelijke dieren)
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
potlood , potlôôd , zelfstandig naamwoord , potlôôie , potlôôchie , potlood
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
potlood , potloed , zelfstandig naamwoord, mannelijk , potloejer , potluudsje , potlood , VB: Gebruuk vuur dy lyne te trêkke 'nne zachte potloed daan kêns te ze gemëkelik oétvège.; kachelglans VB: potloed ês zjwerte pasta vuur de kachel te potloete.; zwartsel potloed VB: Zjwert mäoke mêt potloed hêt potloete. De boül van de Braobantse kachel woerd gepotloed.; zoe zjwert wie potloed zwart (zo zwart als …); zoe zjwert wie potloed
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
potlood , potloewed , potlood
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
potlood , potlwôôd , potlood.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
potlood , potlwôôjke , potloodje.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
potlood , potlwoojer , (kleur)potloden , kleurpotlwoojer wiere vruger in ’n etui bewaord = kleurpotloden werden vroeger in ’n etui bewaard- meej n’n griffel heb-ik ljeere schrijve op ’n laai, en laoter meej ’n potlwôôd op pepier = met een griffel heb ik leren schrijven op een lei, en later met een potlood op papier- ; potsie dikke samme mieke motjes kiske de kneuter ; kleine terechtwijzing als kleine kinderen iets deden wat niet mocht;
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
potlood , potlood , potleuj , potlood
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
potlood , potloead , onzijdig , potluuej , potluuedje , potlood , Hae stuit mètte henj aan zie potloead: hij staat met zijn handen in zijn broekzakken.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
potlood , potloeëd , zelfstandig naamwoord , potloeëde/potluëj , potluëtje , 1. potlood; de potloeëd – het potlood 2. grafiet, waarmee de kookplaat van de kolenkachel werd gepoetst, kachelpoets
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
potlood , potloeëd , zelfstandig naamwoord, onzijdig , potluuëj , potluuëdje , potlood
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
potlood , pòtlôod , zelfstandig naamwoord , Frans Verbunt – meej en dun pòtlôod schrèève - zuinig calculeren; WBD III.3.1:307 'potlood' = idem
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
Potlood , Potlood , Blaaktoren aan de Kolk (1984) van Piet Blom (1934-1999); de bijnaam Kabouter Puntmuts stierf een roemloze dood
Bron: Oudenaarden, Jan (2015), Wat zeggie? Azzie val dan leggie! Aspecten van het dialect van Rotterdam, Rotterdam.
potlood , potloeëd , potluuej , potluuedje , potlood
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal