Woord: pond
pond , pond , onzijdig
, pond. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
pond , pōnd
, oud pōnd = 498 gr.; Nederlands pōnd = 1 KG.; ook Drentsch. Thans hoort men ook pleonastisch: zooveel pōnd kilo, zelfs: nederlands pōnd kilo. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
pond , pond , (pònt) , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, Zie de wdbb. en vgl. de samenst. dubbeltjespondje, kilopond en stoterspondje. Ook zekere geldswaarde: een Vlaams pond, zes gulden. Nog bij veekopers gebruikelijk. || Ik heb 15 pond ’egeven voor de bonte. Hij kost me 15 pond en 4 gulden. – Vroeger werd ook koolzaad voor ponden verkocht. – Dat tegenwoordig de makelaars 5/8 % provisie berekenen is nog een gevolg der oude rekening van 5 cents voor elk pond Vlaams. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
pond , poond , onzijdig
, pöönde , pond Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
pond , pond , [zelfstandig naamwoord]
, 1 pond; zie ook Neerlands pond; 2 ‘t schippond, gewicht van 300 pond, nog in gebruik voor kaas; 3 oude naam voor Caroli-gulden; zie munt Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
pond , poond , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, poond , puendjen , pond Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
pond , pondje , zelfstandig naamwoord
, in de zegswijze elk pondje gaat deur ’t mondje, gewichtstoename is vrijwel altijd het gevolg van (veel) eten of snoepen. Meervoud pondjes, in de zegswijze puur (wat) pondjes op skaal brenge, een flink gewicht hebben. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
pond , pónjt , onzijdig
, pónjer , punjtje , pond. Oude Keulse maat: 16 ons, 32 lood is 0,4675 kg. ẹ Punjtje booter in ẹ mousblaat: een pond boter in een koolblad. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
pond , pond , 0
, ponden , pond Dat zwien weegt wel honderd pond (Eex), Een pond veren is net zo zwaor as een pond lood (Ros), (fig.) Ik mus het volle pond betalen het volle bedrag (Bov) *Ieder pondtien giet op het mondtien (Dwij); Opstrieken döt boter verkopen, mor de ponden brengt het geld an (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
pond , pond
, pond Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
pond , puntien
, pondje. Wat is ’n puntien botter in ’n grote huushollege? Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
pond , pond , zelfstandig naamwoord
, ponde , pondjie , [Bmk] zes gulden; verouderde geldeenheid bij de veehandel Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
pond , poond , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, - , - , pond , (vero., alleen gezegd van boter): E poond boëter ién klatspepier gedriejd Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
pond , póndj , onzijdig
, pónjer , pundje , pond, 500 gram Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
pond , pónjdj , zelfstandig naamwoord
, pónjdj , pond Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
pond , pôndj , poond , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, pôndj/poond , pûndje , eerste vorm Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); pond (500 gram) Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
pond , pondjie, ’n
, een half bruin brood Bron: Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht. |
pond , pond , zelfstandig naamwoord
, gewicht van 470,5 gram; (in Tilburg gangbaar vóór de invoering v.h. Ned. Metriek Stelsel,1820) zie: Verhoeff Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
pond , pónd
, pond Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |