Woord: pon
pon , pōn
, morgenjakje van kleine meisjes, zooveel als: morgenjapon. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
pon , pon , [zelfstandig naamwoord]
, nachtpon, ‘t ponje = nachtjapon. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
pon , pon , zelfstandig naamwoord
, Kortweg voor japon. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
pon , ponne
, nachthemd. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
pon , ponne
, punnegie , l. det värken is nog niet an de ponne: dat varken heeft nog niet het juiste gewicht; 2. nachtjapon. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
pon , ponne , 0
, ponnen , (Zuidoost-Drents veengebied) = nachthemd De ponne hung tot op de vouten (Bov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
pon , ponne , 0
, (Zuidwest-Drenthe, noord) = baak bij het blok- of centgooien of bij een bepaald knikkerspel, z. ook ponnegooien Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
pon , ponne
, punnechien , nachtpon; punnechien, ponnetje. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
pon , ponnegien , zelfstandig naamwoord
, et; bep. katoenen kledingstuk, soort jasje voor een baby Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
pon , pon , zelfstandig naamwoord
, de; losse straatsteen, muursteen die een centrale rol speelt bij het ponknikkeren Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
pon , punne , zelfstandig naamwoord
, de, in aorig in de punne goed, fraai gekleed Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
pon , ponne , zelfstandig naamwoord
, punnegien , nachtpon. Zie ook: nachponne. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
pon , pon , zelfstandig naamwoord
, WBD III.1.3:63 'pon' = jurk; ook: 'japon', 'jurk' Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
pon , pón
, nachtjapon Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |