elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: pikzwart

pikzwart , pikswaart , [bijvoeglijk naamwoord] , pikzwart. Schertsend van iem. met rood haar: n pikswaarde rooie!
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
pikzwart , paeksjwart , pikzwart.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
pikzwart , paekzwárt , hiël zwárt.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst.
pikzwart , pikzwart , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , pikzwart Hij haar pikzwaart haor (Row), Der kwam een dikke buie an; het was pikzwart in de lucht (Erf)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
pikzwart , pikzwat , bijvoeglijk naamwoord , pikzwart: zeer zwart
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
pikzwart , pëkzjwert , bijvoeglijk naamwoord , gitzwart , VB: Gaank d'n han wase, ze zién pëkzjwert.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
pikzwart , paekzwart , pikzwart
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
pikzwart , paekzwart , gitzwart
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal