elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: peperkoek

peperkoek , paeperkouk , mannelijk , paeperkuik , paeperkuikske , peperkoek; taai-taai. Veel voorkomend presentje, als men de kraamvrouw bezocht. Van paeperkouk kénste gout gaon: peperkoek bevordert de ontlasting. Hae sjit niet veur ėllef oere en dan is ’t noch geine paeperkouk: hij is gierig.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
peperkoek , pépperkoe:k , peperkoek.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
peperkoek , pipperkoek , peperkoek. de Ujese slingerkoek was destijds fameus.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
peperkoek , pëperkook , zelfstandig naamwoord, mannelijk , pëperkeuk , pëperkeukske , peperkoek , VB: Sjmuerges ët ich mich altiéd 'n sjnèj broed mêt e sjtökske pëperkook.; ontbijtkoek pëperkook
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
peperkoek , peperkoek , ontbijtkoek
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
peperkoek , pipperkoek , peperkoek, ontbijtkoek , Luste ’n sneej pipperkoek mi bòtter? Lust je een snee peperkoek met boter?
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
peperkoek , peeperkoek , zelfstandig naamwoord , kruidkoek, ontbijtkoek (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland; Land van Cuijk; West-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
peperkoek , pipperkoek , zelfstandig naamwoord , kruidkoek, ontbijtkoek (Helmond en Peelland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
peperkoek , paeperkook , mannelijk , 1. peperkoek, ontbijtkoek 2. slap figuur
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
peperkoek , paeperkook , zelfstandig naamwoord , paeperkeuk , paeperkeukske , ontbijtkoek
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
peperkoek , paeperkook , zelfstandig naamwoord, mannelijk , paeperkeuk , paeperkukske , ontbijtkoek, peperkoek
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
peperkoek , Dordtsche peperkoek , peperkoek met veel sucade; de afval heette snippers
Bron: Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht.
peperkoek , peeperkoek , zelfstandig naamwoord , peperkoek; Brabantse Spreekwoorden, Mandos: de peeperkoek óp tòffel lèggen èn dan dursnije (Kn'50) - gezamenlijk bezit verdelen.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
peperkoek , paeperkaok , ontbijtkoek
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal