elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: paardenvlees

paardenvlees , peerevlais , peerevlijs, peerevlees, peerevlaisk , paardevleesch.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
paardenvlees , peervlaais , zelfstandig naamwoord onzijdig , paardevlees. ‘t Eten van peervlaais kwam op tegen plm. 1880. Van voor die tijd is ‘t Oldambtster spr.: Beter perevlaais eten as vergees doalsloeken = honger maakt rauwe bonen zoet.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
paardenvlees , pérdsvleis , onzijdig , paardenvlees.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
paardenvlees , peerdevlois , zelfstandig naamwoord , Paardevlees, in de zegswijze hei je peerdevlois eten! 1. gezegd tegen iemand die erg druk, woelig is. 2. gezegd tegen een biljarter die een (te) zware trekstoot maakt.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
paardenvlees , paesjvleisj , onzijdig , paardevlees.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
paardenvlees , perevleis , paardevlees.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
paardenvlees , pèerdevleis , 0 , paardenvlees Hej soms peerdevleis eten? vraag aan iemand die onrustig is en veel zijn benen beweegt (Mep)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
paardenvlees , peerdevleis , zelfstandig naamwoord , paardenvlees.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
paardenvlees , paersvleis , onzijdig , paardenvlees
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
paardenvlees , pèrsvlêes , zelfstandig naamwoord , paardevlees; Cees Robben – ’n Ons persvlees asteblief.. (19720923); Piet Heerkens: ... en de peerden die onze waogens trekken/ is 't fijnste vleesch veur de lekkerbekke... (Uit: 't Baokelsche boerke bij den paus', in: Vertesselkes, 1941); WBD III.2.3:54 'paardsvlees' = gerookt vlees ook 'krip'
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
paardenvlees , pársvleis , preskop
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal