Woord: oproep
|
oproep , opruip , mannelijk
, opruipe , oproep. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
|
oproep , oproep , 0
, Var. als bij roepen = oproep Hij kreeg een oproep veur de kèuring (Dwi), Ik kreeg een oproep um te stemmen (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
|
oproep , opraop
, oproep Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |