Woord: opening
|
opening , ope , , (zelfstandig naamwoord)
, ruimte om de vleet in zee te zetten: ’t Sel hier lastǝg gaen, om ’n ope te vinne in al die Engelse. Gaen we âest maer ’n ope zouke! Oud Katw. is mekander ontopene. Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen |
|
opening , äöpening , vrouwelijk
, äöpeninge , äöpeningske , opening. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
|
opening , opening , eupening , 0
, openingen, openings , Ook eupening (Zuidwest-Drenthe) = 1. het openen De eupening van de neie schoele is vanmiddag (Bro), Waren ij ok bij de opening van de vergadering? (Sle) 2. opening, gat Der was mor een kleine opening (Die), Ik kan haost niet deur die opening (Emm) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
|
opening , eupening , eupinge , zelfstandig naamwoord
, de; 1. het open (doen) gaan van iets 2. het doen beginnen van iets 3. het openstellen 4. de officiële en/of feestelijke openstelling 5. gat, bres 6. middel, mogelijkheid om iets te bereiken, om tot een oplossing te komen enz. 7. in eupening van zaeken opening van zaken Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
|
opening , oëpening , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, oëpeninge , oëpeningske , opening , VB: De oëpening van de noûwe kaffee ês koëmende zaoterdig. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
|
opening , [opening] , oeapening , uuepening , vrouwelijk
, opening Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
|
opening , oeëpening , opening , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, oeëpeninge/openinge , oeëpeningske/openingske , opening Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
|
opening , äöpening
, opening Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |