Woord: ongemoeid
ongemoeid , ongemuid , ongemoid , [bijvoeglijk naamwoord]
, ongemoeid. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
ongemoeid , óngemuit
, ongemoeid. Ongemuit laote: ongemoeid laten. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
ongemoeid , ongemuuid , bijvoeglijk naamwoord
, ongemoeid Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
ongemoeid , [ongemoeid] , óngemeudj
, ongemoeid, met rust , Laot ’m óngemeudj. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
ongemoeid , óngemaojd
, ongemoeid Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |