elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: onduidelijk

onduidelijk , ondudelk , [bijvoeglijk naamwoord] , 1 onduidelijk.; 2 ontevreden (Veenkoloniën en Westerwolde). Ons noabers wazzen der ondudelk over, davve heur nait nuigd haren.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
onduidelijk , ondudelijk , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , onduidelijk Wat schref die man ondudelijk (Eex), Het is mij ondudelijk, wat e bedoelt (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
onduidelijk , ondudelijk , onduidelijk
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
onduidelijk , ondudelik , bijvoeglijk naamwoord , onduidelijk
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
onduidelijk , ondudelijk , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , onduidelijk.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
onduidelijk , óndudelik , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , onduidelijk
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
onduidelijk , óndu~delik , vaag
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal