elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: onder

onder , unner , under , onder; “in geein zeuven jaor he’k d’scheuvels unner had, nou zal ’t wezen, mörgen ga ’k met d’iezers hen d’smid hen Börger.”
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
onder , onder , voor: onder de voeten; heiʼ gijn vuur onder? zooveel als: hebt gij geen kooltje in de stoof? in gijn zeuven joar heb ʼk de scheuvels onder had, ook Drentsch; hardloopers hebben de scheuvels altied lös onder; ik heb mien scheuvels nog nijt onder weg. (Zie ook v. Dale art.: onder, bl. 1097 2e Kol.) – hij ʼs onder dijnst = hij is soldaat, enz. Ook = onderaan; hij zit onder = op de laagste plaats in de klasse, of: op een der schoolbanken; doar ʼs ijn onder = een jonger broertje of zusje.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
onder , onder , voorzetsel , Zie de wdbb. – Onder de boer dienen (of zijn), dienstmeid zijn bij een boer. – Vgl. Ned. Wdb. X, 1204γ. || Me zuster dient onder de boer. Ze heb drie jaar onder de boer ʼeweest. – Evenzo spreekt men van dienen onder de rijkdom (de rijkelui).
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
onder  , ônder , onder.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
onder , öönder , in samengestelde woorden: ööndermäister, öönderbaas, ööndergroond
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
onder , oonder , onder. ln samenstellingen ook: öönder: öönderbaas, onderbaas, ’t öönderste buaaven: ondersteboven, overhoop. Als ’t öönderste buaaven haalen.
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
onder , onder ,   ,   , onder de duin, hoog op het strand, vlak onder de duinen. We stinge mit-te skuit onder de duin. Dat laaje (luie) meraekel lâat de hâele dag onder de duin. Onder de mast, met de mast achter over gevierd. De skuite lâaje altijd onder de mast an de vleet. Gunter komt ’n logger onder de mast stòòme. Onder de teelt, gedurende de haringteelt, (Juni tot December). Onder de vloot, over de heele vloot gerekend. D’r is iet veul evange onder de vloot; ook in B 1790. Onder de zâe: Dwars onder de zâe legge, evenwijdig aan de kammen der golven; gevaarlijk.
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
onder , onder , onner; under , [voorzetsel] , 1 onder, letterlijk. Schoul was leeg onder verdaipen = laag van verdieping.; 2 onder, fig. Ik heb der niks onder te doun = ik geef er niet om. Hai is onder dainst = in dienst. Onder zaail goan = a. onder zeil gaan; b. inslapen. Ik duur hom wel onder ogen komen. Hai kon de hoas nait onder schòt kriegen. ‘t Mout ter op òf ter onder. Ain wat onder zien verstand bringen = aan zijn verstand. Gruinlaand onder scheer hòllen = de zomer lang kaal laten weiden.; 3 onder = tussen. Roet onder ‘t koorn. Hai komt veul onder ‘t vòlk. Der löpt wat van Sunt-Annoa onder = ‘t is scherts. Ze muiken nooit gain roezie onder nkander. Der mit onder zitten, klem op on = de hand in ‘t spel hebben. As ter mor gain teren onder zit! = als er maar geen t.b.c. achter zit.; 4 jonger dan, gezegd van broers en zusters. Geert is onder Rem, en din is ter nòg n wicht onder.; 5 behorende tot het gebied. Schoaphòk en Deenmaarken heuren onder Slòchter.; 6 gedurende. Onder kerktied. Onder ‘t eten, onder etens. Zo ook: onder kovviedrinkens, melkens, bedens. Onder speulens = in ‘t speelkwartier.; 7 Ze haren hom onder: zij hadden hem op de grond geworpen (bij een vechtpartij).
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
onder , oondr , bijwoord , beneden
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
onder , oondr , voorzetsel , onder
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
onder , uentn , bijwoord , beneden
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
onder , onder , onger , bijwoord, voorzetsel , in de zegswijzen alles ónder spaaie, skoite e.d., alles vol spuwen, schijten e.d. – Onder ’n aâr weze, bij een ander in huis in dienst zijn. – Ze d’r goéd onder hewwe. 1. Ze goed onder de duim hebben. 2. Op dreef zijn (o.a. biljartterm). – Wat je ónder vinde, hei je boven niet te zoeken, woordspeling op ondervinden, ervaren. Verouderde vorm onger, in de zegswijze onger en donger, helemaal onder water. De vorm is ontstaan uit onger ende onger. Vgl. soortgelijke herhalingsconstructies als: door en door, op en top (ontstaan uit op ende op).
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
onder , ónger , ónge , onder.; ónge onder; beneden
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
onder , onder , voorzetsel , onder. Men gaat ergens ònderöt, men bedankt als lid. “Ik go ònder d’n geijtenbònd öt as ze ginne beejtere bòk onzette.
Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek
onder , onder , voorzetsel , met plaatsbepaling: in de omtrek van; onder Houten (KRS: Lang, Coth, Werk, Bunn, Hout, Scha; LPW: IJss, Mont, Mont, Bens, Lop, Cab, Pols) In de gemeente, maar buiten de bebouwde kom; dit in tegenstelling tot *op . Ook in de Vechtstreek (Van Veen 1989, p. 97).
Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht
onder , under , onder, unner(-) , bijwoord, voorzetsel , (Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe). Ook onder (Zuid-Drenthe, Noord-Drenthe). Ook uitgesproken als unner(-)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
onder , onder , onder
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
onder , oonder , beneden , oonder VB: Kom nao oonder, dao ês 'nne vuur dich. Zw: 1. Zich oonder gëve: zich onderwerpen. 2. oonder of boëve: ongeveer. (dè zak weug oonder of boëve honderd killo) Zw: Droonder bössele: klappen uitdelen.; tijdens oonder. Vb: oonder de prèk wäor 'r ién sjlaop gevalle; onder oonder VB: oonder d'n érm ês 't wérm. Zw: oonder doén vuur ênne. Zw: Zich oonder laote kriége. Zw: Zich oonder gëve: zich onderwerpen, zijn meerdere in iemand erkennen. Zw: Van oonder tot boëve: van boven tot onder. Zw: oonder of boëve: De zak weug oonder of boëve honderd killo.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
onder , oender , p onder.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
onder , ónder , óndere , 1. onder, 2. in van óndere van onderen. Waarschuwing voor een vallend voorwerp.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
onder , ôndere , beneden , ik gaoi wir naor ôndere:  ik ga weer naar beneden
Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect.
onder
Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect.
onder , ónger , onder, beneden , Emes ónger zien doeve sjete. Get ónger d’n doem höbbe: nog iets in voorraad hebben. Hae liktj ónger: hij ligt onder; hij heeft verloren. Kóm nao ónger, ’t is tied vuuer ’t aete. Ónger de ker kómme: dronken zijn. Ónger ein heudje spuuele. Sjrief ’t mer ónger dien sjoon.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
onder , ónger , bijwoord , beneden (bijw.); hae is ónger – hij is beneden; van ónger – de schaamstreek: ich höb mich van ónger gewasse
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
onder , ónger , 1. onder (voorz.); óngere ker kómme – dronken worden 2. gedurende, ten tijde van: ónger de(n) oeërlog – tijdens de oorlog 3. ónger deenst – in militaire dienst
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
onder , ónger , oonger , voorzetsel , tweede vorm Weerts (stadweerts); onder
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
onder , onder , d’r , bijwoordelijke uitdrukking , in de cel; Cees Robben – Den Sjarel moes boven-komen.. En tèènemekaare d’r onder... (19620406) [De cellen waren blijkbaar onder het politiebureau gelegen.]
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
onder , ónder , onder
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +
onder , ónder , beneden
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal