elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: omlaag

omlaag , [naar beneden] , omleeg , omlaag. - Ze hebbe-n-enen ander motte neme (als balgentreder, op ’t orgel), want hij kon de balleke niet omleeg krijge.
Bron: Beets, A. (1927), ‘Utrechtsche Volkswoorden en Volksgezegden’, in: Driemaandelijksche bladen 22, 1, 1-30, 73-84. Groningen
omlaag , omlaeg ,   , (bijwoord) , beneden in het schip; ook “logies”. Omlaeg viere, laten zakken in het ruim.
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
omlaag , ómleech , omlaag.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
omlaag , umblèg , omlaag. de weind stè umblèg, de wind komt uit het zuiden.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
omlaag , ombljeeg , bijwoord , omlaag.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
omlaag , umbliig , omlaag , Lôt die schilderèèj mér wa zakke, ze moet nog zeeker nen halve mèèter nôr umbliig. Laat die schilderij maar wat zakken, ze moet nog zeker een halve meter naar omlaag.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
omlaag , omlegens , omlege , bijwoord , 1. omlaag, naar de laagte gericht 2. neerwaarts
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
omlaag , omlaeg , omlêêg , bijwoord , 1. omlaag 2. zuidelijk De wind is vandaeg omlaeg 3. beneden aan, onderaan Hij leg met z’n schuit omlaeg de kaoi Hij ligt met zijn schuit beneden aan de kade 4. benedendijks Ook omlêêg
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
omlaag , ömlieg goën , dalen , ömlieg goën (zie 'gaan') VB: Hié gèit de wëg sjtérk ömlieg, lêt op dats te neet 'n te groete vitês krys.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
omlaag , umbleg , nor umbleg , omlaag
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
omlaag , umlig , omlaag
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
omlaag , umblig , bijwoord , omlaag (Eindhoven en Kempenland; Helmond en Peelland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
omlaag , ómlieëg , omlaag
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
omlaag , ómliëg , omlaag zie ook liëgeraves, óngeraves
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
omlaag , umlieëg , bijwoord , omlaag
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
omlaag , umlêeg , omlêeg, umblêeg , bijwoord , omlaag; Kees en Bart - in Tilburgsche Post 1922-193? - ómlêeg; A.P. de Bont - Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - bijw. 'omleeg' - omlaag; Henk van Rijen - umblêeg, umlêeg - omlaag; omlêeg; omlaag; Henk van Rijen - 'omblêeg, omlêeg' - omlaag; Cornelissen & Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect (1899) - OMLEEG (scherpe e) bijwoord - omlaag
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
omlaag , umlieëg , omlaag
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal