elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: oktober

oktober , òktober , [zelfstandig naamwoord] , [oktober]
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
oktober , oktober , 0 , oktober In oktober is het laand weer bloot (Rod), In oktober moet je zo zachiesan de kachel weer anhebben (Ass)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
oktober , optober , zelfstandig naamwoord , et; var. van oktober
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
oktober , oktoeaber , mannelijk , oktober
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
oktober , oktoeëber , zelfstandig naamwoord, mannelijk , oktober
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
oktober , oktoeëber , oktober
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal