elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: noemenswaardig

noemenswaardig , numensweerdig , noemenswaardig.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
noemenswaardig , numensweerdig , numensweerd, numenswèerdig, numenswaordig , bijvoeglijk naamwoord , Var. als bij numen, ook numensweerd, numenswèerdig (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe), numenswaordig (Noord-Drenthe) = noemenswaardig Der zit wel wat onkruud in de tuun, mar het is niet nuimensweerdig (Rod), Het was nich nuimensweerdig veul (Ros), De störm hef gien numensweerdige scha anricht (Scho)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
noemenswaardig , numensweerdig , numensweerd, noemensweerd, noemensweerdig , bijvoeglijk naamwoord , noemenswaard(ig)
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
noemenswaardig , nummeswaerdig , noemenswaardig
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal