Woord: nadenken
nadenken , [zelfverwijt] , naodenken
, zelfverwijt, naberouw. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
nadenken , noadenken
, (iemand iets) = iemand in zijne gedachten van iets beschuldigen; men denkt hōm ’t noa, moar men duurt ’t nijt zeggen = men houdt hem verdacht (bv. van eenig misdrijf) maar niemand durft zulks zeggen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
nadenken , noadenken
, zie: omdenken . Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
nadenken , noadinken , [werkwoord]
, 1 nadenken. Der over, der op noadinken,; 2 ain wat noadìnken = iem. in gedachten beschuldigen. Men dìnkt hom ‘t noa. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
nadenken , naodenken , 0
, (dva) = zelfverwijt, naberouw Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
nadenken , naodenken , sterk werkwoord, onovergankelijk
, nadenken Woj daor nog niet even over naodenken? (Oos), Nou kan hij der over naodèenken, wat hij edaone hef (Zdw) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
nadenken , noodenken
, nadenken. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
nadenken , nordèènke , werkwoord
, nadenken. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
nadenken , naodaenken , werkwoord
, 1. denken 2. overwegen, afwegen inzake wat men gaat doen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
nadenken , noodenke , nôdenke
, nadenken Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
nadenken , nordenke
, nadenken. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
nadenken , naodenken , werkwoord
, nadenken. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
nadenken , nòdènke , sterk werkwoord
, nadenken; Cees Robben: Dènkte gij naa mar nao vurdè ge prikt, ik zal nao oewe preek wèl nòdènke; WBD III.1.4:1 'nadenken' = denken ...; ook 'prakkiseren'; nòdènke - dòcht nao - nògedòcht Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
nadenken , naodinke
, nadenken Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |