Woord: murf
murf , murf , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, Mond. || Hou je murf. Hij stopt zen murf vol. – Evenzo elders in Holl.; soms ook in de schrijftaal. || Haar murf staat geen ogenblik stil, WOLFF en DEKEN, Will. Leevend 6, 276. Zie ook OUDEMANS 4, 500. – Vgl. bij KIL. “morfen, morfelen, ruminare instar caprae: mandere, remandere”. Evenzo Ofra. morfier, Ital. morfire, duchtig eten, en morfia, mond, bek (KÖRTING no. 5415). Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
murf , murf , murref
, mond (Wdb. IX, 1256). Hij stook ʼet in zen murref. - Da’r en mins geen ʼaende of voete ken ete, mostie sen murf wel volstoppe met de varrekeskost, Verl. Z. - v.d. Monde. Bron: Beets, A. (1927), ‘Utrechtsche Volkswoorden en Volksgezegden’, in: Driemaandelijksche bladen 22, 1, 1-30, 73-84. Groningen |
murf , muif
, mond Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Winschoter bargoens, in: Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank |
murf , murf , mannelijk, onzijdig
, bargoens: mond; gezicht; tanden. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
murf , murf , bijvoeglijk naamwoord
, vermurwd, vermolmd. * Dr. P.A.F. van Veen, Etymologisch woordenboek, de herkomst van onze woorden: molm: fijne aarde. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
murf , mörf , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, gezicht Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
murf , mörf
, mörfke , smoel Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |