Woord: muizenval
muizenval , můůzenvalle , vrouwelijk
, muizenval Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
muizenval , moezeval , vrouwelijk
, moezevalle , moezevelke , muizenval. “Ich geluif, dat is dao ouch ’n moezeval” wordt gezegd, als men meent een berucht huis voor zich te hebben. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
muizenval , moezenval , moezeval, moezenklappie , 0
, Ook moezeval, moezenklappie (Zuidoost-Drents veengebied) = muizenval Hie dee een stukkien kees in de moezenval (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
muizenval , môêzevalle
, muizenval Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
muizenval , moezevalle , zelfstandig naamwoord
, de; muizenval Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
muizenval , moûzeval , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, moûzevalle , moûzevelke , muizenval , VB: Die awwerwêtse moûzevalle voldoén vuur mich nog 't bêste. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
muizenval , moezevalle , zelfstandig naamwoord
, muizenval. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
muizenval , moe~zeval
, muizenval Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |