elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: moeiigheid

moeiigheid , muideghaid , [zelfstandig naamwoord] , moeheid.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
moeiigheid , muigicheit , mannelijk , moeheid, vermoeidheid.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
moeiigheid , moeiechaaid , moeghaaid , zelfstandig naamwoord , moeheid, vermoeidheid Ik kon nie ete van moeiechaaid Ook moeghaaid
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
moeiigheid , meugigheid , moeheid, vermoeidheid (Duits: Müdigkeit)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
moeiigheid , meugigheid , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , vermoeidheid
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
moeiigheid , mujigheid , vermoeidheid
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal