elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: metselen

metselen , messele , Metzelen.
Bron: J.A.V.H. (18e eeuw), Haagsch Nederduitsch woorden-boekje. Den Haag: Johannes Mensert. Uitgegeven in: Kloeke, G.G. (1938), ‘Haagsche Volkstaal uit de Achttiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 57, 15-56.
metselen , messêln , metselen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
metselen , messelen , zwak werkwoord , metselen
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
metselen , mezzeln , metseln , [zelfstandig naamwoord] , metselen. Westerkwartier altijd metseln.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
metselen , mesln , zwak werkwoord , metselen
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
metselen , mezzeln , metselen
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
metselen , messele , massele , werkwoord , Metselen. Verouderde variant van massele.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
metselen , mėtsele , mėtselde, haet of is gemėtselt , metselen, zie ook: moere.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
metselen , mètsele , metselen.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
metselen , messeln , metseln , zwak werkwoord, overgankelijk , Ook metseln (het meest voorkomend in Kop van Drenthe en in de veengebieden) = metselen Aj de hiele dag messeld hebt, kuj ’s nachts wal liggen dan ben je wel moe (Sle), Boven deuren en ramen worde vrogger een hanekamme emetseld (Pes)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
metselen , messelen , (Gunninks woordenlijst van 1908) metselen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
metselen , mâtseln , metselen.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
metselen , metselen , messelen , werkwoord , metselen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
metselen , messele , werkwoord , messel, messelde, gemesseld , metselen
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
metselen , masselen  , metselen.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
metselen , metse , werkwoord , metselen (Eindhoven en Kempenland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
metselen , metsele , metselde – gemetseld , metselen
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal