Woord: meeleven
meeleven , mitlaeve
, laefde mit, haet mitgelaef , meeleven. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
meeleven , metlèèm
, lèèm met, met elèèfd , meeleven. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
meeleven , metleven , zwak werkwoord, onovergankelijk
, meeleven Wij hebben met joe metleefd, doej zo arg ziek waren (Smi) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
meeleven , mitleven , werkwoord
, meeleven Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
meeleven , metlèven , meelèven , werkwoord
, meeleven. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
meeleven , [meeleven] , mètlaeve
, meeleven Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
meeleven , metlaeve
, meeleven Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |