elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: mazzel

mazzel , mazzel , zelfstandig naamwoord, mannelijk , Een goede voordelige koop. || Daar zel-i ’en mazzel mee maken. – Het woord zal ook wel elders bekend zijn. Vgl. Hebr. masal, geluksster, geluk, Joods-Duits masseltohff, goed, veel geluk.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
mazzel , mazzel , geluk
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Winschoter bargoens, in: Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank
mazzel , mazzel , Hebr. MAZZAL = ster, planeet, sterrenbeeld van de dierenriem. In de volkstaal via “gelukkig gesternte” tot geluk als zodanig. Vooral MAZZEL TOW = gefeliciteerd, proficiat, dus eig. een gelukkig gesternte. Een geluksvogel wordt een bemazzel genoemd. Doe bist aaltied ’n bemazzel en ik blief de sjlemiel.
Bron: Meijer, J. (1984). Tolk van ’t Olle Volk – Joods Supplement op het Nieuw Groninger Woordenboek van K. ter Laan. Heemstede
mazzel , mazzel , marzel , zelfstandig naamwoord , in de combinatie de mazzel! tabé, ik groetje.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
mazzel , mazzel , mannelijk , mazzelke , winstje, goed zaakje. Mazzel höbbe: geluk hebben; goede zaken doen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
mazzel , mazzel , mazel , 0 , mazzels , Ook mazel (Veenkoloniën, Kop van Drenthe) = 1. geluk Hij hef wel zo’n mazzel, hij wint altied (Wei), De mazzel der met geluk er mee (Row) 2. als afscheidsgroet (niet door iedereen gebruikt, door sommigen als lomp ervaren) Nou, de mazel hè (Eev) 3. (Zuidwest-Drenthe, zuid) in Doet hem de mazzels de groeten (Dwij)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
mazzel , marzel , zelfstandig naamwoord , marzels , marzeltie , [O, Jid] mazzel, geluk Mijn ‘n marzel Het laat mij koud Maok gêên marzels Lig niet te zaniken Ik heb marzel an hum Ik heb maling aan hem
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
mazzel , mazzel , geluk
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal