elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: maandelijks

maandelijks , maonjeliks , maandelijks.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
maandelijks , maondelijks , maondlijks , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , Ook maondlijks = maandelijks Dat zint maondlijks terugkommende kosten (Wes)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
maandelijks , môndeleks , per maand
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
maandelijks , maondelijks , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , maandelijks.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
maandelijks , maonjeliks , maondjeliks , maandelijks
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
maandelijks , mandeliks , mandelikse , maandelijks
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal