Woord: lijnen
lijnen , lienen , zwak werkwoord, overgankelijk
, (Zuidwest-Drenthe, zuid) = afsteken van blokken bonksel of hooi Lienen met een lieniezer (Hol) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
lijnen , lijnen , werkwoord
, 1. aan de lijn doen 2. liniëren Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
lijnen , liene , werkwoord
, lienjtj, lienjdje, gelienjdj , lijnen Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
lijnen , liene
, liende – geliend , lijnen Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |