Woord: lijmen
lijmen , liemen , zwak werkwoord
, zie lijm. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
lijmen , liemme
, lijmen. Eemes liemme, iemand aan de praat houden. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
lijmen , liimen , zwak werkwoord
, lijmen. Uitdrukking bij het (/) als de hand bij het schieten vooruitgeschoven wordt. Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
lijmen , liemen , [werkwoord]
, 1 lijmen; 2 dichtmaken met gom. n Braif dichtliemen Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
lijmen , liemm , zwak werkwoord
, 1 lijmen, 2 aan zich binden, uit winstbejag Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
lijmen , lieme , werkwoord
, Variant van loime = lijmen, plakken. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
lijmen , lieme
, liemde, haet of is geliemp , lijmen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
lijmen , liemen , zwak werkwoord, overgankelijk
, lijmen Hij liemt de olde schaorten allemaole an mekaar (Hgv), Wij moet nog even de baand liemen (Sle, veroud.), (fig.) Die zaak kan toch niet meer liemd worden (Pdh), Laot oe niet liemen deur zien mooie prooties (Ruw), Ze hebt een kèer een jonge en een meid an mekaer eliemd bij elkaar gebracht (Dwi) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
lijmen , lijmen , zwak werkwoord, (on)overgankelijk
, (Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe) = vleien Wat kan hij weer lijmen (Hol) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
lijmen , leimen , onbepaald werkwoord
, (Zuidwest-Drenthe, zuid) = flemen, flikvlooien Wat kan ie weer leimen (Hol) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
lijmen , liemen
, lijmen Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
lijmen , liemm
, lijmen. Laot oe niet liemm. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
lijmen , liemen , werkwoord
, 1. met lijm vastmaken 2. door te vleien, mooi te praten de verhoudingen herstellen of nog beter maken Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
lijmen , lyme , werkwoord
, lymde, gelymp , lijmen , VB: Es te dy sjtökker hoüt aonèin wêls lyme, vergët daan neet 'nne serzjaant te gebruke. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
lijmen , lèème
, lijmen. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
lijmen , liemen , werkwoord
, liemen, eliemd , lijmen. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
lijmen , lieme , werkwoord
, liemtj, liemdje, geliemdj , lijmen Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
lijmen , lèème , zwak werkwoord
, lijmen; fig. overhalen, bepraten; Hèddoe wir laote lèème?; R Meej ne natte vinger te lèème zèèn - zich makkelijk laten overhalen; WBD lèème (bèlèème) (II:1022) - lijmen (bijlijmen): sterken (v. kettinggaren); - lèème - lèmde - gelèmd, met vocaalkrimping; ook in tegenwoordige tijd vocaalkrimping: gij/hij lèmt; WBD lèmroej, lèmstok (II:1023) - platroede; WBD lèèmvèllelèèm (of: lèm— ?) (II: 1025) - lijmvellenlijm; ook: lèèm; Frans Verbunt: zenèège laote lèème - zich laten bepraten, overhalen; lèmde; lijmde; verleden tijd van 'lèème', met vocaalkrimping Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
lijmen , lie~me
, liemde – geliemp , lijmen Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |