elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: lefdoekje

lefdoekje , lefduukske , mannelijk , pochet.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
lefdoekje , lefdukie , lefdoekje (pochet).
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
lefdoekje , [zakdoek] , lefdukien , zelfstandig naamwoord , lefdoekje, pochet.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
lefdoekje , lefduukske , zelfstandig naamwoord , pochet (Tilburg en Midden-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
lefdoekje , lèfduukske , zelfstandig naamwoord , lefdoekje; Frans Verbunt:  pochette
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
lefdoekje , lefdukske , pochet
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal