elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kwellen

kwellen , kwellen , in: doar ken’k mie nijt mit kwellen = daar wil ik mij niet mee bemoeien, als het kleinigheden betreft.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
kwellen , kwaele , kwellen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
kwellen , kwellen , kwealde, ekwealt , kwellen. Der kwealt em wat.
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
kwellen , kwelen , [werkwoord] , kwellen; zie daar. Jais man, kweelt die dat nou nòg? (G. Elst.) Zai haar noa de braand n male nacht deurkweeld (G. Teis). || kwellen , (Stad en Veenkoloniën)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
kwellen , kwellen , [werkwoord] , 1 kwellen, plagen; niet in ‘t Westerkwartier en niet in Slochteren. Doar kìn ‘k mie nait mit kwellen (Hogeland) Kwel dij jong tòch nait zo (Oldambt). Op ‘t Hogeland heet zeubrannen ook wel zokwellen en dit is het gewone woord in ‘t W K Zie ook kwelen; 2 water doorlaten. De diek van ‘t Groot Kenoal kwelde in de eerste joaren; der siepelde kwelwotter deur. || kwelen
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
kwellen , kweln , zwak werkwoord , 2e persoon enkelvoud tegenwoordige tijd: kwealt, verleden deelwoord: ekweald , kwellen, martelen
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
kwellen , kwaele , kwëlle , kwaelde, haet of is gekwaelt/kwol, haet of is gekwolle , kwellen. Kwael dich neit zoo: maak je niet zo moe.; kwëlle kwellen, zwellen
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
kwellen , kwellen , zwak werkwoord, overgankelijk , kwellen Ik heb er niks met te maken, daor hoeft ze mij toch niet met te kwellen (Dwij), Dat kwelt hum dat doet hem pijn (Dwi), Die schoe die kwelt mij doet mij pijn (Pdh)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
kwellen , kwellen , werkwoord , 1. kwelling berokkenen 2. als kwellend probleem doen ervaren 3. kwellen van water in de grond
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
kwellen , kwolle , werkwoord , kwolde, gekwolle , opzetten , (door vocht) kwolle VB: 't Hoüt, de boene zién gekwolle.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
kwellen , kwaele , kwaeltj, kwaeldje, gekwaeldj , kwellen
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
kwellen , kwaele , kwaelde – gekwaeld , ergeren
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal