Woord: kussentijk
kussentijk , kussentijk
, (meervoud kussentijken) (Ommelanden) = kussentijken (meervoud kussentijkens) (Oldampt) = kussensloop, overtrek van een beddekussen. (v. Dale: beddetijk = overtrek van een bed.) Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
kussentijk , kussentijk*
, vgl. teek . Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
kussentijk , kössteek
, sloop. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
kussentijk , kösteik , vrouwelijk
, kösteike , kösteikske , kussensloop. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
kussentijk , kustie:k
, kussensloop. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
kussentijk , kussentiek
, kussentijk. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
kussentijk , kussentog
, kussentijk. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
kussentijk , kösteek , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, kösteeke , - , kussensloop , kösteek (mnl 'cussentike': kussenovertrek). Zw: Zich get ién z'n kösteek hoûwe: veel eten.; sloop (kussenovertrek) kösteek (mnl. 'cussentike': kussenovertrek) Zw: Zich vëul ién z'n kösteek hoûwe: bijzonder veel eten; zich get ién z'n kösteek hoûwe eten (bijzonder veel eten) zich get ién z'n kösteek hoûwe Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
kussentijk , [kussensloop] , kösteek , kössesteek , vrouwelijk
, kösteke , kösteekske , kussensloop , Hae kan alles waat d’r haet in ein kösteek: hij bezit niet veel. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
kussentijk , kösseteek , zelfstandig naamwoord
, kösseteke , kösseteekske , kussensloop ook kössetes. Samenstelling van kösse en teek (Frans: taie – sloop) (Keuls: Kössezeeg) Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
kussentijk , kössteek , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, kössteke , kössteekske , kussensloop Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
kussentijk , kussestaek
, kussensloop Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |