Woord: korver
korver , korver , kurver , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, Daarnaast kurver. Korfmaker. Thans verouderd, maar nog bekend als geslachtsnaam CORVER en KURVER. In de 17de e. werden sommige personen nu eens Corver of Kurver, dan weer Corff genoemd. Ook KORFF bestaat nog als geslachtsnaam. – De vorm kurfmaker vindt men in Journ. Caeskoper, 24 jan. 1718. Ook als naam van enige bij elkaar gelegen stukjes land in de Kalverpolder. || De Korvers, Polderl. Oostz. I (17de e.) Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
Korver , Kurver
, dialectische uitspraak van de familienaam Korver. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
korver , körver
, mandemaeker. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
korver , körver , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, körvers , körverke , mandenmaker Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
korver , körver
, mandenmaker Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |