Woord: koolraap
koolraap , koolroap , koroap, kroap
, door snelle uitspraak kroap (Westerkwartier) = oaroabiese knollen (Oldampt enz.), ook alleen knollen = knolraap, raapknol, eene verscheidenheid van koolzaad, en wel Brassica Napus esculenta; Noord-Holland stokrapen, Noord-Brabant knolraven, en: koeknollen. Hoogduitsch Kohlrabi, Deensch kaalrabi. Zie: v. Hall Neerl. Plantensch. bl. 17. (v. Dale: koolraap, koolrabi.) Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
koolraap , koolroap
, bij v. Dale: koolraap, koolrabi; zie ook rinkelknollen *. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
koolraap , koroap , koolroape , [zelfstandig naamwoord]
, ook: kroap (Hunzingo; Westerkwartier, Stad) = ropknòl; zie daar. n Koroap op n stòk (Stad) = iem. met een dik hoofd op een dun lijf. || ropknòl Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
koolraap , korroap , [zelfstandig naamwoord]
, d.i. koolroap = ropknòl. Zie koroap. || koroap , (Westerkwartier) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
koolraap , kroap , [zelfstandig naamwoord]
, = zie koolroap(e), korroap. || koolroap; koolroape; korroap , (Westerkwartier, hunzingo; gorecht) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
koolraap , koôlreip , zelfstandig naamwoord
, Koolraap. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
koolraap , koldraab , kelraab, koldraaf , vrouwelijk
, koldraabe , koldraebke , koolraap. Koldraabe baove de aert: koolrabi (koolraap boven de grond).; kelraab, koldraaf Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
koolraap , kólraap
, knolrapen, dikke gele rapen die evenals voederbieten in een kuil worden bewaard. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
koolraap , kraap , kraop, koeraap, keraap, koolraap , 0
, (Zuidoost-Drenthe). Ook kraop (Zuidoost-Drents veengebied, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid), koeraap (Zuidoost-Drents zandgebied), keraap (Zuidoost-Drents zandgebied), koolraap (Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drents veengebied) = koolraap Ik heb een kraop metkregen, mörgen kuw wel stamppot kraopen kriegen (Eex) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
koolraap , knolderapen
, koolrapen. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
koolraap , korappe , korape, koraap, koolraepe, koolrape, koraope, kool , zelfstandig naamwoord
, de; 1. koolraap 2. koolrabi Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
koolraap , kolraap , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, kolrabe , - , koolraap , (klemtoon op laatste lettergreep) Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
koolraap , koolraap
, knolraap. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
koolraap , kolraap , mannelijk
, kolrabe , kolraepke , koolraap Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
koolraap , kolraap , zelfstandig naamwoord
, kolrape , kolraepke , (knol)raap, winterknol, raapkool ook reub Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
koolraap , koeëlderaap , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, koolraap Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
koolraap , ónkelreub
, ónkelreube , voederbiet Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |